Het IJDe werkelijke attractie, de werkelijke “held” van Sail Amsterdam is natuurlijk het IJ.
Ik woon er al meer dan tien jaar midden in, op het Borneo-eiland.
Ik kom er niet dagelijks aan toe, maar af en toe ben ik “een jongen die de dag begint met langs de IJ-kant te zwerven” (Theo Thijssen).
Mijn kinderen zijn aan de oevers van het IJ opgegroeid. ’s Zomers zwemmen ze erin. Ze plonzen vanaf de kade in het water. “Mijn jeugd… Amsterdam aan het zonnige IJ,” schreef Jacob Israel de Haan.
Nescio heeft heel mooi geschreven over het IJ. En A.M. de Jong schreef: “Vlaggen en wimpels woeien vrolijk tegen de koelblauwe lucht.” En Israel Querido: “Over het IJ bleekte een violette hemelschijn en het water klotste zoetjes in het zomerig duister, tegen steigers, sloepen, botters en wallenkant aan.”
Het zoetjes geklots van het water in het zomerig duister, ja, dat ken ik wel.
Nescio, tenslotte: “’t Buiten-IJ was krijtwit. Een vrachtboot en een sleepbootje stoomden erin naar de stad, van oost naar west. Groot was God dien middag en goedertieren.”

 

Peter Bekkers